“In het kader van ons voortschrijdend streven naar optimalisatie van onze organisatorische efficiëntie, kondigen wij hierbij een implementatie aan van een gelaagde strategie om synergie te bewerkstelligen en proactief in te spelen op de voortdurend veranderende marktdynamiek.” Vertel eens eerlijk, wanneer haakte jij af? Bij het zesde of het zevende woord? Gelukkig is dit ook absoluut niet mijn favoriete schrijfstijl. Maar het is wel een mooi voorbeeld van een stuk tekst dat je drie keer moet lezen om het te begrijpen. En dat is precies het probleem met dit soort teksten, want wie doet dat nou? Schrijven op B1-niveau zou de oplossing moeten zijn, want dan kan iedereen je tekst lezen en begrijpen. Maar wat is B1-niveau? En is het inderdaad de heilige graal voor het schrijven van teksten? Ik vertel je er alles over in mijn nieuwste blog.
Wat is B1-niveau?
B1-niveau verwijst naar één van de zes taalvaardigheidniveaus in het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (ERK) dat is ontwikkeld door de Raad van Europa. Het ERK is een internationale standaard om taalvaardigheid te beoordelen en te vergelijken. De zes niveaus worden weergeven op de volgende manier: A1, A2, B1, B2, C1 en C2, waarbij A1 het beginnersniveau is en C2 het hoogst haalbare niveau. Zeg maar het niveau dat je nodig hebt voor het ‘Groot Dictee der Nederlandse Taal’. Ze zoeken trouwens nog deelnemers, mocht je je geroepen voelen. Als je schrijft op B1-niveau dan kan jouw tekst door het merendeel van de Nederlanders worden begrepen. Daarom zou het een logisch niveau zijn om te gebruiken voor je teksten. Ga je hoger op de ERK-ladder zitten met het niveau van je teksten, heb je dus kans dat minder mensen begrijpen wat je geschreven hebt.
Hoe schrijf je op B1-niveau?
“Dus als ik mijn tekst in Jip-en-Janneketaal schrijf dan kan iedereen mijn tekst lezen én begrijpen?” Helaas, zo simpel is het niet. Om van jouw tekst een B1-pareltje te maken, zijn er een aantal punten waar je rekening mee moet houden. Het zijn de ‘schrijven op B1-niveau regeltjes’. Ik leg ze hieronder aan je uit:
Duidelijke titel en voldoende tussenkoppen en witregels
Met een duidelijke titel, het gebruik van voldoende tussenkoppen en witregels creëer je overzicht en structuur in jouw tekst. Je tekst is makkelijk te scannen, waardoor je lezer al van tevoren weet waar jouw tekst over gaat. Op die manier kan je lezer er ook voor kiezen om maar één alinea te lezen, als daar datgene in staat waar hij of zij naar op zoek is. En kan de rest van de tekst overgeslagen worden.
Een actieve en positieve schrijfstijl
Als ik een wandeling heb gemaakt, heb gesport of op een andere manier actief bezig ben geweest, voel ik me lekker fit en vol energie. Datzelfde geldt voor taal. Actieve en positieve zinnen lezen veel lekkerder dan die passieve ellendelingen en ze brengen ook nog ‘s je boodschap veel beter over. Ik geef je een paar voorbeelden, dan snap je precies wat ik bedoel:
Passief: Jouw teksten worden deze week geschreven.
Actief: Ik schrijf jouw teksten deze week.
Passief: De plannen werden door de minister gepresenteerd.
Actief: De minister presenteerde de plannen.
Negatief: Geef aan waar je tegenaan loopt zodat ik je kan helpen.
Positief: Vertel me waar je tegenaan loopt, dan kan ik je helpen.
Negatief: Als jij geen feedback geeft voor die en die datum, kan ik je tekst niet aanpassen.
Positief: Zorg dat je voor die en die datum je feedback hebt gegeven, zodat ik je tekst aan kan passen.
Korte zinnen en duidelijk taalgebruik
Het gebruik van korte zinnen verhoogt de leesbaarheid van je tekst. Maar dan moet je ze wel afwisselen met zo nu en dan een langere zin. Want anders voelt je tekst meer als een opsomming in plaats van een lekker leesbare tekst. Maar wat is nou een korte zin? Een korte zin heeft gemiddeld 10 woorden, met een keer een uitschieter naar de 15. Mijn zinnen bevatten al snel 20 woorden, dus dit is voor mij ook iets waar ik echt op moet letten.
Duidelijk taalgebruik is in deze natuurlijk zo vanzelfsprekend als een pannenkoek met appel en kaneel – of spek en stroop, ik kan nooit kiezen tussen die twee. Dus niet ‘relevant’ maar ‘belangrijk’ en niet ‘verstrekken’ maar ‘geven’. Op de website ‘Is het B1’ kun je checken of je woord B1 is of niet. Mocht dat niet zo zijn, krijg je ook meteen een hele sloot aan alternatieven – eh, een hele hoop andere woorden die je kunt gebruiken in plaats van dat ene-niet-zo-B1-woord.
Is schrijven op B1-niveau echt de heilige graal?
Overzichtelijke, leesbare teksten zonder onnodig moeilijk taalgebruik. Dat is inderdaad zoals het zou moeten zijn. Een tekst moet je meenemen, je bij de hand pakken en door de tekst heen laten glijden. Geen zinnen die je drie keer moet lezen, niet te veel nadenken en moeiteloos kunnen navertellen wat je net gelezen hebt.
Maar ik geloof er niet in om daarom alleen maar op B1-niveau te schrijven. Want ondanks dat een tekst enorm leesbaar wordt, maakt het een tekst ook saai. Er is geen ruimte voor creativiteit, cynisme, sarcasme of een goede woordgrap. En dat is – wat mij betreft – wat een tekst uniek maakt en wat ik het liefst aan elke tekst toevoeg als ik webteksten of blogs schrijf. Taal is zoiets prachtigs, waarom zouden we het dan zo aan de ketting moeten leggen?
Dus om antwoord te geven op de vraag of ‘schrijven op B1-niveau de heilige graal is of complete onzin’: ik ga er tussenin zitten. Want het is zeker geen onzin, maar ook verre van een heilige graal. Het is een handig hulpmiddel – vooral voor overheidsteksten die door iedereen begrepen moeten worden – om in je achterhoofd te houden als je een tekst aan het schrijven bent. Want leesbare teksten willen we allemaal, of we nou van de basisschool komen of van de universiteit. Maar als jij weet voor wie je schrijft, wat het leesniveau van jouw doelgroep is en hoeveel voorkennis ze hebben, dan kun je je tekstniveau daar op aansluiten. Want jij schrijft voor jouw ideale klant en niet voor elke Nederlandssprekende persoon op deze ronde aardkloot.